• ge·ho·rig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gehorig gehoriger gehorigst
verbogen gehorige gehorigere gehorigste
partitief gehorigs gehorigers -

gehorig

  1. met slechte of niet functioneren geluidsisolatie zo dat je de geluiden uit andere kamers kunt horen
    • In het gehorige hotel kon je alle geluiden uit de buurkamers horen. 
99 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be