• ge·hoor·af·stand
enkelvoud meervoud
naamwoord gehoorafstand
verkleinwoord

de gehoorafstandm

  1. een afstand die klein genoeg is om het gesproken woord te kunnen verstaan
     Daar zag hij zijn vader met driftige pas over de brug komen, Bintje en de rest ver vooruit, hij zag hem groter worden op de kade en wist hem toen binnen gehoorafstand.[1]
     Compas doet ook een beroep op gemeenten en burgemeesters om de intimidatie bij de klinieken te stoppen. "De demonstranten moeten nu soms aan de andere kant van de weg gaan staan, maar dat is niet voldoende. Er moeten bufferzones komen waardoor ze buiten gezichts- en gehoorafstand blijven."[2]


  1. Gewassen vlees”   (2014), Em. Querido's Uitgeverij  , ISBN 9789021436173
  2.   Weblink bron “Nog steeds intimidatie bij abortuskliniek, activisten zich van geen kwaad bewust” (02-03-2020), NOS