Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·hoors·af·stand
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gehoorsafstand
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gehoorsafstandm

  1. een afstand die klein genoeg is om gesproken woord te kunnen verstaan
    • Het bezoek van Xi Jinping is trouwens geen primeur: Trump ontving ook de Japanse premier Shinzo Abe al in Mar-a-Lago. Ze bespraken toen, in aanwezigheid en binnen gehoorsafstand van andere restaurantgasten, zelfs staatszaken. Een nachtmerrie voor de inlichtingendiensten.[1] 
    • De oud-speler van onder meer Vitesse en ADO Den Haag dook echter toch op in de wedstrijd met Charleroi (3-2) en kon zijn assistent aanwijzingen geven waar nodig. Immers, Vreven zat ruim binnen gehoorsafstand van zijn technische staf.[2] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. de Standaard 7 APRIL 2017
  2. Tubantia 11-JANUARI-2017