gehamer
- ge·ha·mer
- naamwoord van handeling hameren met het voorvoegsel ge-[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gehamer | |
verkleinwoord |
het gehamer o
- voortdurend slaan met een hamer op iets
- (figuurlijk) voortdurend de aandacht vragen voor iets; voortdurend de nadruk leggen op iets
- Zo meldde presentator Art Rooijakkers dat kandidaten Taeke Taekema en Airen Mylene een setje waren geworden en kon iedereen nog een keer lachen om Cécile Narinx' afkeuring van de waterschoenen in 'die afschuwelijk piskleur'en het gehamer op etherdiscipline van Ellie Lust. [2]
- Het heeft niet mogen baten. Sterker nog, het rapport van Standard & Poor's laat zich lezen als een regelrechte aanklacht tegen het domme, starre, kortzichtige gehamer op begrotingsdiscipline-ongeacht-de-kosten van Rutte 1 en 2 en de landverraders in de oppositie die Rutte daarin hebben gesteund.[3]
- [1] hamergeklop, getimmer
- Het woord gehamer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gehamer" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Het Parool VINCENT SMITS 6 MAART 2016 WIDM-blog: Kijkers zijn, in tegenstelling tot Mollen, niet blind
- ↑ Het Parool EWALD ENGELEN 30 NOVEMBER 2013 Nederland verliest zijn toprating dankzij Rutte
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be