• ge·gan·teerd
stellend
onverbogen geganteerd
verbogen geganteerde

geganteerd

  1. (kleding) in handschoenen gestoken, met handschoenen aan
    • Kitty Meulemans knikte, zonder te luisteren blijkbaar; haar oogen staarden star, als dacht zij aan andere dingen, en haar licht geel geganteerd handje trok even aan het strakke witte voiletje over haar kin. [2]
vervoeging van: ganteren…
verbogen vorm: geganteerde

geganteerd

  1. voltooid deelwoord van ganteren
    • {…} zelfs de Nemesis bleek bekoorlijk geganteerd en gechausseerd! [3]