• ge·frun·nik
enkelvoud meervoud
naamwoord gefrunnik
verkleinwoord

het gefrunniko

  1. aanhoudend frunniken en wriemelen
    • Ikea bindt nu de strijd aan met het overmatig gefrunnik met eten voor de perfecte foto. In een nieuwe reclame van de meubelgigant is te zien hoe een zeventiende-eeuws gezin klaarzit voor het avondmaal. Dan haalt de vader een schilder erbij, om de eettafel vast te leggen. Zijn bedienden gaan vervolgens het hele dorp door met het doek.[2] 
    • Het vreemde was, dit keer, dat die iemand Kevin Strootman was, de nieuwe leider toch van een generatie midtwintigers in Oranje. Onkarakteristieke nonchalance leidde het onheil in, gefrunnik met de bal. Strootman leek bevroren in de tijd toen hij voor eigen stafschopgebied treuzelde en de bal in een kwetsbare afstond. Marcus Berg kreeg de bal voor zijn voeten en versloeg Jeroen Zoet, met een prachtlob, onderkant lat.[3] 
98 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Joost Pijpker 3 augustus 2016
  3. NRC Bart Hinke 6 september 2016
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be