Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·wrie·mel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gewriemel
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het gewriemelo

  1. het aanhoudend, rommelig door elkaar heen bewegen van levende wezens
    • ,,Ik heb Niki vandaag meer aan de volgwagen gehad dan dat ik hem in de spits van de koers heb gezien. Het lukte hem maar niet in het gewriemel vooraan te geraken, waardoor hij eigenlijk de hele dag achter de feiten aan reed”, zei Quick-Steps ploegleider Wilfried Peeters na afloop van de race die verrassend werd gewonnen door de Deen Michael Valgren van Astana.[1] 
    • Terwijl de wedstrijd in Montreal zo rustig begon. Geen enkele auto liep bij het gebruikelijke gewriemel na de start schade op en de coureurs hielden zich de eerste ronden keurig aan de volgorde van de startgrid. Hamilton was meteen vanaf pole niet bij te houden en reed snel weg van de rest. Kubica bleef keurig tweede en Räikkönen zat daar weer vlak achter.[2] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen