Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ged·ver
Woordherkomst en -opbouw

Tussenwerpsel

gedver

  1. (krachtterm) ingehouden vloek die aangeeft dat je iets walgelijk vindt
     Soms heeft men veel zin in een salade, vooral in de winter als al dat gekookte eten wel eens wat zwaar valt, maar gedver, dan moet je kool snipperen, peterselie hakken, enzovoort.[2]
     Gedver”, zei de vrouw. „Je gaat toch niet met zo’n belachelijke strik de straat op?”[3]
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Marjoleine de Vos
    “Vrolijke chemie in de keuken” (1 maart 2019) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Frits Abrahams
    “Pyjama” (26 april 2012) op nrc.nl