• ge·dach·te·sprong
enkelvoud meervoud
naamwoord gedachtesprong gedachtesprongen
verkleinwoord

de gedachtesprongm

  1. een (te) plotselinge overgang naar een ander onderwerp in een gedachtegang / een koude overgang
    • Voor minder dan twee superlatieven deed schrijver/tekenaar Tom Schamp het niet, en inderdaad: zijn beeldwoordenboek is het overweldigendste kinderboek van het afgelopen jaar, én het aller-Schampigste boek dat hij ooit maakte, zijn magnum opus. Het brengt het universum bijeen waaruit deze Vlaamse duizelkunstenaar zijn eerdere boeken opbouwde. Zijn pagina’s stromen wel vaker over van de beelden en woorden, grapjes en gedachtesprongen, figuren, voorwerpen en culturele verwijzingen, maar dit boek is Schamp on acid. [2] 
    • Hugo Camps zegt dat veldrijden hem doet denken aan '14-'18. Dat klinkt als een flinke gedachtesprong. Aan de ene kant een sport die 'in mayonaise en bier is gedrenkt', zoals Camps dat zelf formuleert. Aan de andere kant een in bloed gedrenkte wereldoorlog. De Belgische columnist is geen man die de gedachtesprong schuwt en hij heeft een rijke woordenschat als polsstok.[3]  
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Thomas de Veen 7 april 2017
  3. Volkskrant Bart Jungmann 30 januari 2016