gebuikt
- ge·buikt
- pseudodeelwoord afgeleid van buik zn met het omvoegsel ge- -t
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | gebuikt | gebuikter | gebuiktst |
verbogen | gebuikte | gebuiktere | gebuiktste |
partitief | gebuikts | gebuikters | - |
gebuikt
- met een welving staand
- Het hek van het balkon staat naar buiten gebuikt. [1]
- Het woord gebuikt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gebuikt" herkend door:
49 % | van de Nederlanders; |
42 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ www.irismonument.be geraadpleegd 2016-11-21
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be