• ge·im·pro·vi·seerd
vervoeging van: improviseren…
verbogen vorm: geïmproviseerde

geïmproviseerd

  1. voltooid deelwoord van improviseren
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen geïmproviseerd geïmproviseerder geïmproviseerdst
verbogen geïmproviseerde geïmproviseerdere geïmproviseerdste
partitief geïmproviseerds geïmproviseerders -

geïmproviseerd

  1. pas ter plekke en op het moment zelf bedacht zonder vooropgesteld plan
  1. Troonrede 2016