gasten
- gas·ten
- [zelfstandig naamwoord] gast of gaste met uitgang -en
- [werkwoord onbepaalde wijs] gast (zelfstandig naamwoord) met het achtervoegsel -en [1][2]
- [werkwoord verleden tijd] gaste (werkwoord) met de uitgang -n
de gasten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord gast
- meervoud van het zelfstandig naamwoord gaste
- ▸ Als het een avond in november was geweest, waren ze gewoon naar bed gegaan zodra de laatste gasten waren vertrokken. Maar deze witte juninachten waren, volgens Ingeborg, onmogelijk te weerstaan, hoe moe je ook was.[3]
- ▸ Denemarken ook nauwelijks, in de pers hadden ze het uitgebreid gehad over de gemoedelijke verhouding tussen de Deense bevolking en de Duitse gasten. De koning en de regering van Denemarken zaten nog op hun plaats en de samenwerking leek uitstekend te functioneren binnen de Germaanse verbroedering.[4]
- [2] gastes
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
gasten |
gastte |
gegast |
zwak -t | volledig |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als onbepaalde wijs werkwoord.
gasten
- onovergankelijk als een van de genodigden deelnemen aan een maaltijd die iemand anders organiseert
- overgankelijk (landbouw) bossen gemaaid graan of ander geoogst gewas gebundeld op de akker zetten om te drogen
vervoeging van |
---|
gassen |
gasten
- meervoud verleden tijd van gassen
- Wij gasten.
- Jullie gasten.
- Zij gasten.
- Wij gasten.
- Het woord gasten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gasten" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
vervoeging van |
---|
gastar |
gasten
- aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van gastar
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van gastar
vervoeging van |
---|
gastarse |
gasten