1. Een gargouille aan het stadhuis van Brussel.
  • gar·gouil·le
enkelvoud meervoud
naamwoord gargouille gargouilles
verkleinwoord - -

de gargouillev / m

  1. (bouwkunde) afvoeropening van een dakgoot die is uitgevoerd als een monsterlijke kop die het water lijkt uit te spuwen
    • Als Afrika-beeld grijpt dit terug op de demonische gargouille, de waterspuwer met een drake- of monsterkop, op middeleeuwse bouwwerken. [2]
54 % van de Nederlanders;
46 % van de Vlamingen.[3]


 
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  gargouille     la gargouille     gargouilles     les gargouilles  

gargouille v

  1. (bouwkunde) waterspuwer