garanderen
- Geluid: garanderen (hulp, bestand)
- IPA: /ɣarɑndɪːrə(n)/
- ga·ran·de·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘waarborgen’ voor het eerst aangetroffen in 1574 [1]
- afgeleid van het Franse garantir (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
garanderen |
garandeerde |
gegarandeerd |
zwak -d | volledig |
garanderen
- overgankelijk de uitkomst ergens van verzekeren
- Hij garandeerde dat er geen kwalijke gevolgen aan verbonden waren.
1. de uitkomst ergens van verzekeren
- Het woord garanderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "garanderen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "garanderen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be