Galjoen [1]
Galjoen [2]
  • gal·joen
enkelvoud meervoud
naamwoord galjoen galjoenen
verkleinwoord galjoentje galjoentjes

het galjoeno

  1. o (scheepvaart) een historisch zeilschip met een hoge achtersteven
    • De Spanjaarden stuurden galjoenen overzee naar Amerika. 
  2. v/m (straalvinnigen) Dichistius capensis   de nationale vis van Zuid-Afrika
    • Galjoenen zijn gewild bij hengelaars op de Zuid-Afrikaanse kust 
95 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[4]


enkelvoud meervoud
naamwoord galjoen galjoene

galjoen

  1. (straalvinnigen) galjoen Dichistius capensis  


enkelvoud meervoud
galjoen galjoens

galjoen

  1. (straalvinnigen) galjoen Dichistius capensis