galjoen
- gal·joen
- via Spaans galeón van Frans galion, in de betekenis van ‘zeilschip’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1538 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | galjoen | galjoenen |
verkleinwoord | galjoentje | galjoentjes |
het galjoen o
- o (scheepvaart) een historisch zeilschip met een hoge achtersteven
- De Spanjaarden stuurden galjoenen overzee naar Amerika.
- v/m (straalvinnigen) Dichistius capensis de nationale vis van Zuid-Afrika
- Galjoenen zijn gewild bij hengelaars op de Zuid-Afrikaanse kust
- Het woord galjoen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "galjoen" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ galjoen (groot zeilschip) op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "galjoen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | galjoen | galjoene |
galjoen
enkelvoud | meervoud |
---|---|
galjoen | galjoens |
galjoen