Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

Woordafbreking
  • gaan voor
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

[A] gáán voor

  1. streven naar
     Het Rotterdamse stadsbestuur heeft zich uitgesproken voor de aanleg van een brug met een tramverbinding tussen De Esch (noordoever) en De Veranda (Zuid). En om niet langer te gaan voor een tunnel met een metroverbinding.[1]
  2. de voorkeur geven aan
     Wat te doen met woorden voor beroepen eindigend op -man, nu het na meerdere emancipatiegolven en een #MeToo-revolutie glashelder is dat daar net zo goed een vrouw achter schuil kan gaan? Wat moeten we met alle vuilnismannen, politiemannen en topmannen die dagelijks de revue passeren? Politievrouw lijkt een logisch alternatief, maar voelt vreemd als er niet naar een specifiek persoon verwezen wordt. Zullen we dan maar gaan voor politiepersoon?[2]
  3. (Belgisch-Nederlands) de opleiding volgen tot
     Ze woont in Oostende, en zit in haar 2-de jaar Hogeschool in Brugge, waar ze gaat voor lerares Secundair Onderwijs.[3]

Werkwoord

vervoeging van
voorgaan

[B] gaan vóór

  1. meervoud tegenwoordige tijd van voorgaan
     Het punt is, zegt Nelly, mensen met acute problemen zoals botkanker gaan voor. „Begrijpelijk”, vindt ze. „Anders gaan ze dood.”[4]
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  1.   Weblink bron
    Jaap van der Want
    “Nieuwe iconische brug in Rotterdam? Hier krijgt de stad spijt van!” (17 oktober 2022) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    Sarah Meuleman
    “Doorbreek de taal-impasse” (22 september 2022) op nrc.nl  
  3. web in:
    Ludo Permentier & Rik Schutz
    Typisch Vlaams. 4000 woorden en uitdrukkingen (2015), Davidsfonds, Leuven, ISBN 9789059086517, p. 179 kol. 1
  4.   Weblink bron
    Lineke Nieber
    “Voor Nelly werd het wachten op haar nieuwe heup ‘hels’” (26 mei 2022) op nrc.nl