fust
- fust
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘houten vat’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fust | fusten |
verkleinwoord | fustje | fustjes |
het fust o
- verzamelnaam voor vaten waarin alcoholische dranken bewaard worden
- Het woord fust staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fust" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
19 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "fust" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Sandes, DavidDe wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 140
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be