• frust
enkelvoud meervoud
naamwoord frust frusten
verkleinwoord - -

de frustm

  1. (jongerentaal) (pejoratief) onzeker persoon die nooit bereikt wat hij wil en zich daar weer over opwindt
    • Ik zal wel een nerd of een frust zijn, maar al dat openbare gepraat over seks maakt mij erg onrustig. [2]
27 % van de Nederlanders;
7 % van de Vlamingen.[3]