fries
Niet te verwarren met: Fries |
- fries
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gebeeldhouwde strook boven aan muur of vaas’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1568 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fries | friezen |
verkleinwoord | friesje | friesjes |
- verticaal vlak als rand onder het dak
- Het woord fries staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fries" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "fries" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
fries g