Niet te verwarren met: Fries
  • fries
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gebeeldhouwde strook boven aan muur of vaas’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1568 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord fries friezen
verkleinwoord friesje friesjes

fries v/m en o

  1. verticaal vlak als rand onder het dak
95 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[2]


fries g

  1. (bouwkunde) soort mop, grote baksteen
  2. (bouwkunde) fries, verticaal vlak als rand onder het dak