fotokopiëren
- fo·to·ko·pië·ren, fo·to·ko·pi·eren
- Naamwoord van handeling van kopiëren met het voorvoegsel foto-
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
fotokopiëren |
fotokopieerde |
gefotokopieerd |
zwak -d | volledig |
fotokopiëren [1]
- overgankelijk een fotokopie maken van iets
1. een fotokopie maken van iets
- Het woord fotokopiëren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fotokopiëren" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be