fosfaat
- fos·faat
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zout van fosforzuur’ voor het eerst aangetroffen in 1883 [1]
- afgeleid van fosfor met het achtervoegsel -aat [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fosfaat | fosfaten |
verkleinwoord |
het fosfaat o
- (scheikunde) (voeding) een zout van een van de vormen van fosforzuur
- Zonder fosfaat geen landbouw, zelfs geen ecologische landbouw, want er zijn nauwelijks groeiprocessen in bacteriën, planten en dieren die geen fosformoleculen vereisen [3]
*glucose-6-fosfaatdehydrogenase-deficiëntie
1. een zout van een van de vormen van fosforzuur
- Het woord fosfaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fosfaat" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "fosfaat" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ fosfaat op website: Etymologiebank.nl
- ↑ www.nrc.nl (12 mei 2009)
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be