formeren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- for·me·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vormen’ voor het eerst aangetroffen in 1287 [1]
- afgeleid van het Franse former met het achtervoegsel -eren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
formeren |
formeerde |
geformeerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
formeren
Verwante begrippen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord formeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "formeren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[2] |