foetelen
- foe·te·len
- mogelijk via Frans foutre van Latijn futuere "neuken"; vergelijk ook Duits futteln "bedriegen" [1] [2] [3]
foetelen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
foetelen |
foetelde |
gefoeteld |
zwak -d | volledig |
- inergatief (verouderd) met iemand seks hebben
- inergatief bedriegen, valsspelen
- [1] neuken
- [2] verneuken
- Het woord foetelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ foetelen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Jacob Grimm & Wilhelm Grimm“Deutsches Wörterbuch. Deel 4.”, kol. 1065 op woerterbuchnetz.de