foerage
- foe·ra·ge
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘veevoeder’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
- afgeleid van het Franse fourrage (met het achtervoegsel -age) [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | foerage | foerages |
verkleinwoord | - | - |
de foerage v
- voer en stro voor paarden en vee
- levensmiddelen
- Het woord foerage staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "foerage" herkend door:
72 % | van de Nederlanders; |
63 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "foerage" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ foerage op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be