Nederlands

 
flamencojurk
Uitspraak
Woordafbreking
  • fla·men·co·jurk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord flamencojurk flamencojurken
verkleinwoord flamencojurkje flamencojurkjes

Zelfstandig naamwoord

de flamencojurkv / m

  1. (dans) (muziek) jurk die gedragen wordt door een flamencozangeres of flamencodanseres
     De koningin en de prinsessen Amalia, Alexia en Ariane hadden voor de gelegenheid een traditionele flamencojurk aangetrokken met bijpassende oorbellen en bloemen in het haar. De koning hield het bij een beige pak.[1]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Koning en koningin terug waar het allemaal begon: Sevilla” (Vrijdag 10 mei 2019, 20:59), NOS