fietsbroek
- Geluid: fietsbroek (hulp, bestand)
- fiets·broek
- samenstelling van fiets ww en broek
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fietsbroek | fietsbroeken |
verkleinwoord | fietsbroekje | fietsbroekjes |
- (sport) (kleding) strakke korte broek speciaal gemaakt om mee te fietsen vaak met een zeemleren versterking in het kruis.
- Het woord fietsbroek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.