• zeem·le·ren
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen zeemleren

zeemleren

  1. van zeemleer vervaardigd
    • Ook de kop heb ik heel voorzichtig met een klein staafje met een zeemleren lapje proberen te reinigen. 
84 % van de Nederlanders;
60 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be