zeemleren
- zeem·le·ren
stellend | |
---|---|
onverbogen | (alleen attributief) |
verbogen | zeemleren |
zeemleren
- van zeemleer vervaardigd
- Ook de kop heb ik heel voorzichtig met een klein staafje met een zeemleren lapje proberen te reinigen.
- Het woord zeemleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zeemleren" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
60 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be