festoen
- fes·toen
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘guirlande’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1617 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | festoen | festoenen |
verkleinwoord | festoentje | festoentjes |
- Het woord festoen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "festoen" herkend door:
24 % | van de Nederlanders; |
28 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "festoen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ festoen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be