Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • feest·sfeer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord feestsfeer feestsferen
verkleinwoord feestsfeertje feestsfeertjes

Zelfstandig naamwoord

de feestsfeerv / m

  1. een vrolijke, feestelijke stemming
     De sfeer in Thailand is veranderd sinds de dood van koning Bhumibol. Toeristen merken grote verschillen in de feestsfeer. "Woensdag waren er nog grote feesten en kroegentochten en nu is er nauwelijks muziek en is het heel rustig", vertelt Charlotte Cuijpers, die momenteel op het eiland Koh Tao verblijft.[1]
     "De gemeente Haarlem spint er garen mee, de lokale middenstand verwacht recordomzetten te draaien en BN'ers en 3FM krijgen veel publiciteit. Het is een week lang hier een carnavaleske feestsfeer. Het is het met een tientje afkopen van je schuldgevoel. Ik heb niet het idee dat dat helpt."[2]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “'Straten in Thailand waar eerst volop gedronken werd, zijn nu uitgestorven'” (Vrijdag 14 oktober 2016, 17:56), NOS
  2.   Weblink bron “'We zijn vanuit Petten hierheen gefietst. Op een tandem'” (Vrijdag 19 december 2014, 18:16), NOS