• far·vand
  • Samenstelling van de stam "far" von het Deense werkwoord fare en het Deense zelfstandige naamwoord vand
Naar frequentie 20377
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   farvand     farvandet     farvande     farvandene  
genitief   farvands     farvandets     farvandes     farvandenes  

farvand, o

  1. (scheepvaart) water, zee-engte, zeestraat
    «28 timer tog det manden at krydse farvandet mellem Cuba og USA.»
    28 uur hadde de man nodig het zeestraat tussen Cuba en de Verenigde Staten over te steken.
  • danske farvande
Deense wateren
  • indre farvande
binnenwateren
  • internationalt farvand
een internationale zeestraat
  • (overført) hajfyldt farvand
(figuurlijk) een onzekere of risicovolle situatie
  • (overført) være i farvandet
(figuurlijk) dichtbij zijn