• vand
Naar frequentie 507

vand

  1. gebiedende wijs van vande

vand

  1. water


  • Afkomstig uit het Deens.
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   vand                    
genitief                        

vand

  1. (dichterlijk) water
    «Regn
    En er en, og to er to -
    vi hopper i vand,
    vi triller i sand. ...»
    Regen
    Eén is één en twee is twee -
    we hippen in het water,
    we rollen in het zand. ...[1]
  1. Gedicht van Sigbjørn Obstfelder "Regn" [1]