fanaal
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fa·naal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fanaal | fanalen |
verkleinwoord | fanaaltje | fanaaltjes |
Zelfstandig naamwoord
- (scheepvaart) (verouderd) lichtbaken op het vasteland
- De vyerboet of 't Fanaal, staat als een brandaris om de leydsman bij duijsterheyd en ontijden te syn van de spoorloose zeeman. [2]
- (figuurlijk) zeer duidelijk teken dat de richting aangeeft
- Van der Lubbe heeft niet alleen nimmer ontkend de Rijksdag in brand te hebben gestoken, hij kwam er in den beginne al direct voor uit, dat de brand zijn fanaal was om de wereld te waarschuwen tegen het nazidom. [3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord fanaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fanaal" herkend door:
14 % | van de Nederlanders; |
14 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ fanaal op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Theunisz, J,Het stadhuis te Enkhuizen (1686) (1927) Van Gorcum & Comp., Assen; p.72; geraadpleegd 2017-10-18
- ↑ "Weer nieuw materiaal in zaak v. d. Lubbe" in: De Telegraaf jrg. 70 nr. 24665 (10 februari 1967); p. 1 kol. 7; geraadpleegd 2017-10-18
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be