Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fa·mi·lie-uit·je
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord familie-uitje familie-uitjes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het familie-uitjeo

  1. een feestelijk tochtje dat men met bloedverwanten maakt
     "Het is vreselijk wat er is gebeurd", zegt Jos Bouman, eigenaar van de gemotoriseerde driewieler, tegen Omroep Gelderland. "Het was een familie-uitje. Het waren een moeder met haar dochters."[1]
     Kees Rijvers is al een paar jaar de oudste international van Oranje die nog in leven is. Over krasse knarren gesproken: hij viert vandaag zijn 95ste verjaardag met een gezellig familie-uitje.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Eigenaar houdt tuktuks binnen na dodelijk ongeluk bij Kesteren” (Zaterdag 12 juni 2021), NOS
  2.   Weblink bron “De oudste nog levende Oranje-international is vandaag 95 jaar geworden” (Donderdag 27 mei 2021), NOS