faliekant
- fa·lie·kant
- In de betekenis van ‘verkeerd, mis’ voor het eerst aangetroffen in 1727 [1]
- samenstelling van falie en kant [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | faliekant | faliekanter | faliekantst |
verbogen | faliekante | faliekantere | faliekantste |
partitief | faliekants | faliekanters | - |
faliekant
- uitermate verkeerd
- Dit is faliekant gelopen!
- (versterkend bijwoord) geheel, totaal, volkomen, volledig, volslagen
- Ik ben daar faliekant tegen.
- Ben je het ermee eens of faliekant oneens?
- Dit is echter faliekant mislukt.
- Het woord faliekant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "faliekant" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "faliekant" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ faliekant op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be