falafel
  • fa·la·fel
  • Leenwoord uit het Arabisch, in de betekenis van ‘gerecht van gefrituurde erwtjes, uien en kruiden’ voor het eerst aangetroffen in 1989 [1]
  • Herkomst: Arabisch, van فلافل) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord falafel falafels
verkleinwoord - -

de falafelv / m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) (voeding) van oorsprong Libanees vegetarisch gerecht van fijngemaakte, tot balletjes gedraaide en vervolgens gefrituurde (gemalen) kikkererwten en/of tuinbonen, uien en kruiden, gewoonlijk in een broodje
88 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[3]