Aan de bruinige breukvlakken is te zien dat dit faience is en geen porselein.
  • fai·en·ce
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘soort aardewerk’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord faience faiences
verkleinwoord - -

de faiencev / m [3]

  1. wit geglazuurd en beschilderd aardewerk, oorspronkelijk uit Faenza (Italië)
24 % van de Nederlanders;
61 % van de Vlamingen.[4]