faciliteit
- Geluid: faciliteit (hulp, bestand)
- fa·ci·li·teit
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘hulpmiddel’ voor het eerst aangetroffen in 1881 [1]
- afgeleid van faciel met het achtervoegsel -iteit
- afgeleid van het Franse facilité [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | faciliteit | faciliteiten |
verkleinwoord | faciliteitje | faciliteitjes |
de faciliteit v
- een voorziening, hulpmiddel
- Er waren genoeg faciliteiten aanwezig om sport te beoefenen.
- een voordeel
1. een voorziening
- Het woord faciliteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "faciliteit" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "faciliteit" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ faciliteit op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be