expressief
- Geluid: expressief (hulp, bestand)
- ex·pres·sief
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘sterk sprekend’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- afgeleid van expressie met het achtervoegsel -ief
- afgeleid van het Franse expressif (met het voorvoegsel ex-)
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | expressief | expressiever | expressiefst |
verbogen | expressieve | expressievere | expressiefste |
partitief | expressiefs | expressievers | - |
expressief
- veel expressie hebbend
- Het expressieve gelaat van de man sprak boekdelen.
1. veel expressie hebbend
- Het woord expressief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "expressief" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "expressief" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be