Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ex·port·in·dus·trie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord exportindustrie exportindustrieën
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de exportindustriev

  1. (economie) fabrieken die goederen produceren die in het buitenland worden verkocht
     De belangenorganisatie van de Australische exportindustrie belooft om het welzijn van de dieren te verbeteren. Volgens de organisatie stierven dit jaar bijna 12.400 van de 1,74 miljoen schapen tijdens een transport, dat minder dan 1 procent. "Het aantal schapen dat sterft daalt, maar we zijn vastbesloten om de situatie verder te verbeteren."[1]
     Er is een langetermijnvisie nodig, vindt Van Breugel. "Er moet tien jaar lang stabiel overheidsbeleid zijn. Dat hebben investeerders nodig om te kunnen investeren. Landen om ons heen hebben dat wel gedaan. Daarmee creëerden ze een thuismarkt om vervolgens een exportindustrie op te bouwen."[2]
     Probleem is nu wel dat de afgenomen kredietverlening het economisch herstel in de weg zit. Vooral bedrijven die voor financiering afhankelijk zijn van banken. Er wordt te weinig krediet verleend aan de maak- en exportindustrie, en ook jonge en kleine bedrijven kunnen maar moeilijk aan geld komen.[3]


Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Australië geschokt door dood 2400 schapen op vrachtschip” (Vrijdag 6 april 2018, 12:10), NOS
  2.   Weblink bron “'Nederland loopt enorm achter met groene industrie'” (Dinsdag 2 mei 2017, 17:50), NOS
  3.   Weblink bron “Banken krenterig met krediet?” (Donderdag 13 maart 2014, 12:58), NOS