• ever·green
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘populair blijvend lied’ voor het eerst aangetroffen in 1965 [1]
  • samenstelling van  ever  en  green  (van het Engels) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord evergreen evergreens
verkleinwoord - -

de evergreenm

  1. lied, boek enz. dat dat door de jaren heen zijn populariteit behoudt
stellend
onverbogen evergreen
verbogen

evergreen

  1. eeuwig groen blijvend
88 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[3]