Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • et·no·po·li·tiek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord etnopolitiek -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de etnopolitiekv

  1. (politiek) overheidsbeleid dat bewust verschil maakt tussen bevolkingsgroepen met een verschillende geschiedenis
     Een van de theoretici van de "etnopolitiek" (zoals hij dat zelf noemde), Hasan Resit Tankut, stelde in 1961 nog voor een 50 kilometer brede, door Turkse kolonisten te bevolken corridor aan te leggen tussen de sprekers van Zaza en Kurmandji, om te voorkomen dat die verder naar elkaar toe zouden groeien en om beider integratie in de Turkse cultuur te bespoedigen.[1]
stellend
onverbogen etnopolitiek
verbogen etnopolitieke
partitief etnopolitieks

Bijvoeglijk naamwoord

etnopolitiek

  1. (politiek) voortkomend uit de opvatting dat afstamming van een groep met een gedeelde geschiedenis een belangrijke rol hoort te spelen in de inrichting van de samenleving
     Gurrs ondubbelzinnige conclusie, met cijfers gestaafd: “Er is geen bewijs dat breuklijnen tussen beschavingen of religies belangrijker worden als bron van etnopolitiek conflict.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Martin van Bruinessen
    “Eerder verdeeld dan verenigd” (17 juni 1999) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    Tom Nierop
    “Cultuur is eerder bindmiddel dan splijtstof” (5 maart 1997) op nrc.nl