erop
- er·op
- samenstelling van er en op
vnw. bijw. | ||
---|---|---|
voorzetselbijwoord | op | |
persoonlijk | erop | |
aanwijz. | nabij | hierop |
veraf | daarop | |
vragend/betrekk. | waarop |
(scheidbaar)
erop
- vervangt *op het
- Erop staat een vaas met bloemen.
- Er staat een vaas met bloemen op.
- ▸ De fles was gelukkig groot genoeg en uiteindelijk kon ik met een zucht van verlichting de dop erop draaien.[1]
- met alles erop en eraan
helemaal compleet
- Het woord erop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "erop" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be