erindi
erindi
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van erinda
erindi
- derde persoon meervoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van erinda
Klasse n sterk |
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | erindi | erindið | erindi | erindin |
genitief | erindis | erindisins | erinda | erindanna |
datief | erindi | erindinu | erindum | erindunum |
accusatief | erindi | erindið | erindi | erindin |
erindi
- [4]: að flytja erindi um eitthvað
toespraak houden over iets
iets voordragen
iets voordragen
erindi
erindi
- accusatief onbepaald onzijdig enkelvoud van erindi
erindi
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van erindi
erindi
- accusatief onbepaald onzijdig meervoud van erindi