epilepsiepatiënt
- epi·lep·sie·pa·ti·ënt
- samenstelling van epilepsie zn en patiënt zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | epilepsiepatiënt | epilepsiepatiënten |
verkleinwoord | epilepsiepatiëntje | epilepsiepatiëntjes |
de epilepsiepatiënt m
- (medisch) persoon een neurologische aandoening heeft die gepaard gaat met insulten
- ▸ ALMELO - In het Twenteborg Ziekenhuis in Almelo wordt uiterlijk 1 september een polikliniek voor epilepsiepatiënten geopend. De kliniek gaat fungeren als dependance van SEIN (Stichting Epilepsie Instellingen Nederland) in Zwolle.[1]
- ▸ Comedian Tim Hartog, Bram Verbrugge (voorzitter van stichting Voor Sara) en epilepsiepatiënte Marlies Akemann zijn morgen te gast in De Ochtend Show to go. De show wordt gepresenteerd door Roel Maalderink en is vanaf 07.30 uur live te zien in onze app en op de site.[2]
- Het woord epilepsiepatiënt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron “Twenteborg krijgt speciale epilepsiepolikliniek” (18-07-2008), Tubantia