engage
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to engage |
he/she/it | engages |
verleden tijd | engaged |
voltooid deelwoord |
engaged |
onvoltooid deelwoord |
engaging |
gebiedende wijs | engage |
- Geluid: engage (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /ɛnˈgeɪdʒ/
engage
- overgankelijk, (economie) aannemen [8], in dienst nemen, contracteren, engageren
- overgankelijk koppelen, verbinden
- overgankelijk in beslag nemen
- overgankelijk overhalen [1]
- overgankelijk, (bouwkunde) inlaten [4], laten doordringen
- overgankelijk zich bezighouden met, zich inlaten met
- onovergankelijk zich verplichten
- onovergankelijk in gevecht raken
vervoeging van |
---|
engager |
engage