Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·la·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
inlaten
liet in
ingelaten
klasse 7 volledig

Werkwoord

inlaten

  1. wederkerend zich ~ met bemoeienis hebben met iets of iemand
    • Hij liet zich daar niet mee in. 
  2. overgankelijk iemand verwelkomen bij de deur
    • Wil jij onze gasten even inlaten? 
  3. overgankelijk toegang verschaffen aan iets
    • Er werd water van het IJsselmeer ingelaten. 
  4. overgankelijk, (bouwkunde) iets ter bevestiging laten doordringen in bijv. een muur

Zelfstandig naamwoord

de inlatenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord inlaat

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be