• em·fy·seem
  • Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘zwelling’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord emfyseem emfysemen
verkleinwoord

het emfyseemo

  1. (medisch) een longziekte waarbij de longen sterker uitgerekt zijn dan normaal terwijl de interne microstructuur ervan, in de vorm van de longblaasjes en de fijne tussenschotjes daartussen, deels verloren is gegaan
86 % van de Nederlanders;
70 % van de Vlamingen.[2]