elkeen
- elk·een
- In de betekenis van ‘onbepaald voornaamwoord’ voor het eerst aangetroffen in 1615 [1]
- samenstelling van elk en een [2][3]
elkeen
- iedere persoon
- Elkeen, geleerde of amateur, burger of ambachtsman, ambtenaar of pastoor, diende het welzijn van de mensheid te beogen. [4]
- Het woord elkeen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "elkeen" herkend door:
60 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "elkeen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ elkeen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Halleux, R. e.a.(red.)Geschiedenis van de wetenschappen in België van de Oudheid tot 1815. (1998) Gemeentekrediet / Dexia, Brussel; ISBN 9050661831; p. 355; geraadpleegd 2016-02-26
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be