• elec·to·raat
  • via Frans électorat of direct van middeleeuws Latijn electoratus "hoedanigheid van een keurvorst" [1] [2]
    • [1] in de betekenis "geheel van kiesgerechtigden" aangetroffen vanaf 1873 (zie vindplaats hieronder)
    • [2] in de betekenis "keurvorstendom" aangetroffen vanaf 1784 (zie vindplaats hieronder)
enkelvoud meervoud
naamwoord electoraat electoraten
verkleinwoord - -

het electoraato

  1. (politiek) geheel van personen die stemmen of kunnen stemmen bij een verkiezing
    • Het electoraat zal daarover een uitspraak moeten doen. 
     Halverwege de dag (rond 14.00 uur) had in Den Haag iets meer dan 19 procent van het electoraat zijn stem uitgebracht voor de gemeenteraad.[3]
     Zijn electoraat zijn vooral oudere kiezers die niet hebben geprofiteerd van de opbloei van de economie en met nostalgische gevoelens op de vroegere Sovjet-Unie terugkijken.[4]
      De heer Beulé heeft gister in de decentralisatiecommissie de zienswijze van het Gouvernement doen kennen over het ontwerp gemeentewet, dat door die commissie aan de Regering ter goedkeuring werd onderworpen. Tegen de vier eerste artikelen verklaarde de heer Beulé geen aanmerkingen te hebben, maar in het vijfde zou de Minister gaarne eenige wijzigingen gebragt te zien, wat betreft het electoraat en zijn voorwaarden.[5]
  2. (geschiedenis) van de 13e tot 19e eeuw elk van de Duitse vorstendommen die een stem hadden bij het aanwijzen van een keizer
      Het gerucht loopt dat een jong Reiziger van den eersten rang, thans te Hanover, eene hevige passie heeft opgevat, voor eene Princes, die hy in een van de kleine Hoven, welke dat Electoraat omringen gezien heeft (…).[6]
90 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[7]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. electoraat op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron “Wisselende opkomst voor raadsverkiezingen in grote steden” (21 maart 2018) op nu.nl  
  4.   Weblink bron “Zjoeganov voor 4e keer presidentskandidaat” (17 december 2011) op nu.nl  
  5.   Weblink bron Buitenland. : Frankrijk. in: Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage (25 juni 1873), P.E. van Staden en Zoon, 's-Gravenhage
  6.   Weblink bron Groot-Brittannien. in: Middelburgsche Courant, nr. 56 (8 mei 1784), Callenfels, Mandelgreen en Taillefert, Middelburg, p. 2 lengtekol. 1
  7.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be