• ein·der
enkelvoud meervoud
naamwoord einder einders
verkleinwoord - -

de einderm

  1. de denkbeeldige scheidingslijn waar het aardoppervlak en de lucht elkaar lijken te raken
    • De zon staat in het verre noorden altijd laag aan de einder. 
75 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[2]